vrijdag 15 mei 2015

Waterdroog


Waterdroog was een gehucht dat tien dagen lang bestaan heeft in mei 1986 op een eiland in de Stille Oceaan. De stichter - Olle Carlsen - wilde een plaats creëren waar mensen konden leven zonder moderne technologie en de demonen die daar volgens hem bij hoorden.

Olle had in vijf landen een strafblad en verhuisde om de paar jaar. Hij was verantwoordelijk voor de brand in het hoofdkantoor van het ministerie van financiën van Frankrijk in 1977. Eerder had hij zichzelf aan de deur vastgeketend om te protesteren tegen de aankoop van computers. Deze actie had niet veel uitgehaald, aangezien er een paar meter verder een tweede toegang tot het gebouw bestond. Twee jaar later veroorzaakte hij de ontsporing van een trein in Oostenrijk. Daarna probeerde hij een fabriek van gloeilampen te stelen in India, maar zijn gehuurde olifant was niet sterk genoeg om de muren uit de grond te trekken. Ook de vele afgeplakte verkeerslichten in Londen en het voortdurende telefoongerinkel tijdens het politieke congres in New York in 1985 waren zijn verantwoordelijkheid.

Een heleboel mensen waren blij dat Olle had besloten zichzelf te isoleren op een of ander eiland. Met zijn toespraken en acties tegen technologie had hij echter ook heel wat aanhangers vergaard. Achtentwintig mensen besloten hem te volgen en vaarden samen met hem naar het beloofde eiland. De kleine commune noemde zichzelf Waterdroog.

De eerste dag was meteen ook het toppunt. Een aantal inwoners hielden dagboeken bij, die zijn teruggevonden. Twee van hen schreven deze zelfs met ganzenveer en inkt. Uit deze bronnen kwamen onderzoekers te weten dat tegen de avond van de eerste dag drie mensen gestorven waren door toedoen van een 'monster'.

Dag na dag vielen meer en meer inwoners ten prooi aan dit gedrocht van technologie. Allen waren ze het erover eens dat dit monster een mutatie was, ontstaan door de radiogolven die over de hele wereld uitgezonden worden. Een precieze beschrijving ontbreekt.

Tegen dag negen waren 27 van de 29 inwoners ten prooi gevallen aan het Waterdroogmonster. Op dat punt stopt het laatste dagboek. De laatste twee inwoners worden verondersteld hetzelfde lot te hebben ondergaan, hoewel hier discussie over bestaat. Er zijn theorieën die vertellen dat Olle het hele monster in scène heeft gezet, en nog steeds ergens rondhangt. Veel aanslagen tegen de technologie worden nog steeds aan hem toegeschreven.

Tot op de dag van vandaag worden er wetenschappelijke expedities en toeristische uitstapjes naar het spookdorp gemaakt. Groepjes amateurfotografen maken enthousiast kiekjes van de restanten van een kleine, nooit echt uitgebouwde nederzetting. Resten van de menselijke lichamen zijn nergens teruggevonden. Ondanks de vele onderzoeken is nooit opgehelderd geraakt wat er in Waterdroog gebeurd is.

zondag 10 mei 2015

woensdag 6 mei 2015

Schuim (deel 3)


Het dienstertje stond nog steeds verbijsterd achter de toog, maar ze ging al snel gillend achteruit toen Grote Jos ook achter de bar kwam.

Hij schonk niet teveel aandacht aan haar. Hij zocht een glas dat nog heel was en opende de koelkast. Zijn hand ging al naar de doos sojamelk toen hij werd weggeduwd door een vreemd prikkend ding.

De dienster had de namaakhertenkop van de muur gehaald en gebruikte die als een buffer tussen haarzelf en de vermeende aanvaller. Als ze hem maar terug aan de andere kant van de toog kon krijgen... Hij greep het plastic gewei en begon terug te duwen.

Ze struikelde, viel recht in de glasscherven. Jos kreeg niet eens de tijd zich te verontschuldigen, ze schopte zijn benen onder hem vandaan, zodat hij zelf ook op het glas terecht kwam.

Onder het klapdeurtje dat de toog met de muur verbond lagen een paar servetten, die iemand in alle verwarring van de bar gestoten moest hebben. Hij reikte ernaar, want hij wilde er het bloeden van zijn handen mee stelpen.

Hij trok een wit doekje naar zich toe en liet meteen los. Het stukje dat achter het hoekje had gelegen was de voedingsbodem voor een vlam.

Iemand merkte het tegelijk met hem op. "Brand!", werd er geroepen. De kreet werd meteen overgenomen door verschillende stemmen. "Brand!"

Er waren tijdens al die gevechten verschillende kaarsen van de tafels gestoten, of meteen met tafel en al op de grond gevallen. De meeste waren gedoofd, maar sommigen hadden over het uitgelopen, gesmolten kaarsvet een pad gevonden naar een houten stoel, een rugzak of iemands jas. Terwijl iedereen zo bezig was klappen uit te delen of ze zelf te incasseren - meestal allebei - hadden al deze kleine vuurtjes zich kunnen aaneensluiten tot een paar grotere.

De klanten renden meteen naar buiten. Er ontstond een enorme opstopping bij de deur en het aantal blauwe plekken werd verdubbeld. Sommigen probeerden de brandjes te blussen, maar ze waren al met te veel en te groot. Voor elke vlam die gedoofd kon worden, kwamen er twee nieuwe bij.

Later, toen iedereen buiten stond en de brandweer de laatste resten van het café probeerde te redden, kwam Kleine Sam bij Grote Jos staan. Ze zagen er alle twee verschrikkelijk uit.

"Sorry van je sojamelk.", zei hij.

"Sorry van je vriendin.", zei Grote Jos.

Ze keken allebei naar de dienster, die in de armen van een brandweerman lag om hem te bedanken voor het redden van haar leven. Ook al had ze al veilig buiten gestaan toen hij aankwam.

Kleine Sam wendde zijn blik af. "Ik zal je een nieuwe sojamelk trakteren." Hij duwde zijn vriend de menigte ramptoeristen uit, voor de eigenares van het café zich weer zou herinneren wie er verantwoordelijk was. "Deze keer eentje met schuim."

maandag 4 mei 2015

Schuim (deel 2)


Grote Jos voelde warm bloed uit zijn neus lopen. Woedend pakte hij de arm van zijn vriend en trok hem over tafel. Met z'n tweeën belandden ze op de grond, worstelend, roepend en stoelen omgooiend.

Verscheidene klanten sprongen op van hun plaatsen. Ze twijfelden of ze van dichtbij zouden kijken of toch maar veilig uit de buurt blijven. Een jongen dronk snel de glazen van een naburige tafel leeg en griste er ook een chipszakje weg.

Het dienstmeisje liep naar de toog en haalde er een dikke knuppel vanachter tevoorschijn. "Ik zou graag een nieuwe bestelling opnemen," zei iemand vriendelijk tegen haar.

Door haar gestresseerde toestand deed de onverwachte stem haar verschrikkelijk schrikken. Vlak voor zich zag ze een woest gezicht vol tatoeages en piercings. Ze gilde en zwaaide met de knuppel.

De man bukte en ze zwaaide door. Met een rinkelend geluid braken een heleboel flessen en glazen in stukken vaneen. Ze trok snel het wapen terug en stootte daarbij alleen nog maar meer glaswerk van de planken.

"Hela, hela!", klonk het moeiteloos boven al het lawaai uit. "Wat is me dat hier?"

De oude barkeeper kwam net uit de toiletruimte. Ze mocht dan wel klein en oud zijn, met haar handen in haar zij en die boze blik op haar gezicht leek ze opeens iemand om voor op te passen. Meteen was het stil in het café. Het dienstertje liet voorzichtig de knuppel zakken en probeerde eruit te zien alsof al die glasscherven aan haar voeten normaal waren. Jos en Sam stopten met vechten. Ze zaten allebei onder de bulten en de blauwe plekken. Hun kleren waren gescheurd en het was niet duidelijk welke bloedvlekken van wie waren.

"Wel?", vroeg de barkeeper toen iedereen bleef zwijgen.

Sam en Jos krabbelden overeind.

"Er was een gevecht, mevrouw." antwoordde een van de klanten.

Ze trok haar wenkbrauwen op en keek naar haar personeelslid, naar de ravage achter de bar en de knuppel in haar hand. "En daarom sla je alles kapot?"

"Ze waren om mij aan het vechten.", verklaarde de dienster, alsof iedereen daarom kasten vol flessen zou beginnen kapotslaan.

"Ik was niet om jou aan het vechten!", riep grote Jos uit. "Ik wil gewoon schuim op mijn sojamelk!"

Kleine Sam pakte het schuimloze glas en goot de inhoud leeg over het hoofd van zijn vriend. "Hier heb je je sojamelk."

Jos kneep zijn ogen dicht en probeerde de nattigheid van zich af te vegen. Ondertussen vloog de getatoeëerde man Sam aan. "Je moost niet met sojamelk!", brulde hij. De tafel bezweek onder de twee mannen die erbovenop belandden en het glas bier van Sam kletterde in scherven op de grond.

Sam kon alleen maar zijn armen beschermend over zijn hoofd slaan terwijl de spierbundel hem in elkaar sloeg. De oude vrouw beende met grote passen op het dienstertje af en pakte de knuppel uit haar handen. Het glas rinkelde onder haar schoenen. "Er wordt niet gevochten in mijn zaak!", beval ze tevergeefs.

Een aantal klanten besloten dat dit het geknipte moment was om die zaak te verlaten. De koude luchtstroom van de deur deed de getatoeëerde man even opkijken uit zijn razernij. Op dat moment raakte de knuppel hem vol op het achterhoofd. Met zijn hand op de pijnlijke bult keek hij om. Hij kon nog net bukken voor de tweede slag. Een klant die het gevecht van dichtbij was komen bekijken ving de klap op. Ze zonk jankend op haar knieën en haar vriend keerde zich meteen woedend naar de barkeeper, waarop iemand anders hem weer probeerde tegen te houden.

Binnen de kortste keren waren alle aanwezigen in het gevecht betrokken. Het was klappen uitdelen of er krijgen, en de meeste mensen probeerden aan de uitdelen-kant terecht te komen.

vrijdag 1 mei 2015

Schuim (deel 1)


Een klein beetje schuim, dat was toch niet teveel gevraagd?

Grote Jos hief het glas op en tuurde door één oog naar de vloeistofrand. Als hij goed keek kon hij wel degelijk schuim zien... een halve meter verder, op het bier van Kleine Sam.

Met een klap zette hij het glas op de tafel. Niemand keek zelfs maar zijn kant op. Hij tilde het opnieuw op en zette het harder neer. Een deel van het drinken vloog over de rand en maakte zijn hand nat. Deze keer deed het geluid wel iemand reageren.

"Rustig, Jos.", zei Sam afwezig. "Ik moet je toch niet elke minuut van de dag aandacht schenken? Zoek dan zelf ook een beetje gezelschap."

Kleine Sam richtte zich terug op het dienstertje dat half bij hem op schoot zat. Ze duwde de tafel helemaal opzij. Grote Jos, die aan de andere kant zat, had al een keer zijn stoel naar achter moeten schuiven.

"Ik wil geen gezelschap.", snauwde Jos, "Ik wil gewoon mijn bestelling."

Ze hoorden hem niet, of wilden hem niet horen. Jos keek om zich heen. Was er nergens een andere dienster om zijn beklag bij te doen?

Het was geen al te groot café. Verspreid over eenvoudige houten tafels en stoelen zaten een aantal klanten te keuvelen in kleine groepjes. Een langwerpige kaars sierde elke tafel. Op de muren waren bostaferelen geschilderd en boven de bar, tussen rekken vol glazen en flessen, hing het hoofd van een hert. Een van de geweitakken was afgebroken en eronder was het witte plastic zichtbaar, maar voor de helft van de klanten die aan de andere kant zaten, zag het er nog steeds uit alsof het echt kon zijn en dus bleef het hangen.

Het was een rustige dag. Sam zijn nieuwe vriendin was de enige die de tafels bediende, en de oude vrouw achter de bar was nergens te bekennen. Hij draaide zich snel terug naar voren toen hij een woedende blik kreeg van een gespierde man vol tatoeages en met drie piercings door één neusgat.

Jos legde zijn grote hand op de schouder van de dienster. "Excuseer", begon hij.

Voor hij verder kon gaan, sloeg Kleine Sam zijn hand weg. "Niet mijn gezelschap," zei hij dreigend, "zoek maar iemand anders."

Eindelijk keek het meisje Jos aan. Dat zou niet lang duren, wist hij. "Ik wil haar niet afpakken.", verzekerde hij Sam. "Ik wil schuim op mijn drinken." Dat herhaalde hij, luider en tegen het dienstertje: "Ik wil schuim op mijn drinken!"

Ze keek fronsend naar zijn glas. Ondanks haar vertwijfeling, maakte ze toch aanstalten om op te staan. Kleine Sam sloeg meteen zijn arm om haar middel. "Wat een onzin.", snoof hij tegen zijn vriend. "Je kan het gewoon niet hebben dat ik eens iemand tegenkom."

"Jij komt voortdurend iemand tegen.", antwoordde Jos geïrriteerd. "Je zit al de hele tijd al haar aandacht op te souperen. Laat haar haar werk eens doen en mij een goede bestelling brengen."

"Zie je wel!", riep Kleine Sam triomfantelijk uit. "Je wil haar voor jezelf!"

"Ik wil haar niet, ik wil schuim."

"Maak dat de kat wijs, Jos. Op sojamelk zit geen schuim."

Daar was het weer, dat schampere lachje. Sam lachte hem altijd uit met zijn keuzes: hij vond zijn kledij belachelijk, hij vond zijn huis belachelijk en hij vond sojamelk belachelijk. "Op deze niet, nee. Op echte goede sojamelk zit wel schuim en dat is wat ik besteld heb!" Hij trok Sams arm opzij, zodat het meisje terug vrij was om de klanten te bedienen. Dat viel niet in goede aarde.

Sam stond zo snel op dat zijn stoel omver viel en de dienster maar net haar evenwicht kon bewaren. Hij boog over de tafel en sloeg Jos met zijn vuist recht in het gezicht.