Het
dienstertje stond nog steeds verbijsterd achter de toog, maar ze ging al snel
gillend achteruit toen Grote Jos ook achter de bar kwam.
Hij
schonk niet teveel aandacht aan haar. Hij zocht een glas dat nog heel was en
opende de koelkast. Zijn hand ging al naar de doos sojamelk toen hij werd
weggeduwd door een vreemd prikkend ding.
De
dienster had de namaakhertenkop van de muur gehaald en gebruikte die als een
buffer tussen haarzelf en de vermeende aanvaller. Als ze hem maar terug aan de
andere kant van de toog kon krijgen... Hij greep het plastic gewei en begon
terug te duwen.
Ze
struikelde, viel recht in de glasscherven. Jos kreeg niet eens de tijd zich te
verontschuldigen, ze schopte zijn benen onder hem vandaan, zodat hij zelf ook
op het glas terecht kwam.
Onder
het klapdeurtje dat de toog met de muur verbond lagen een paar servetten, die
iemand in alle verwarring van de bar gestoten moest hebben. Hij reikte ernaar,
want hij wilde er het bloeden van zijn handen mee stelpen.
Hij
trok een wit doekje naar zich toe en liet meteen los. Het stukje dat achter het
hoekje had gelegen was de voedingsbodem voor een vlam.
Iemand
merkte het tegelijk met hem op. "Brand!", werd er geroepen. De kreet
werd meteen overgenomen door verschillende stemmen. "Brand!"
Er
waren tijdens al die gevechten verschillende kaarsen van de tafels gestoten, of
meteen met tafel en al op de grond gevallen. De meeste waren gedoofd, maar
sommigen hadden over het uitgelopen, gesmolten kaarsvet een pad gevonden naar
een houten stoel, een rugzak of iemands jas. Terwijl iedereen zo bezig was
klappen uit te delen of ze zelf te incasseren - meestal allebei - hadden al
deze kleine vuurtjes zich kunnen aaneensluiten tot een paar grotere.
De
klanten renden meteen naar buiten. Er ontstond een enorme opstopping bij de
deur en het aantal blauwe plekken werd verdubbeld. Sommigen probeerden de
brandjes te blussen, maar ze waren al met te veel en te groot. Voor elke vlam
die gedoofd kon worden, kwamen er twee nieuwe bij.
Later,
toen iedereen buiten stond en de brandweer de laatste resten van het café
probeerde te redden, kwam Kleine Sam bij Grote Jos staan. Ze zagen er alle twee
verschrikkelijk uit.
"Sorry
van je sojamelk.", zei hij.
"Sorry
van je vriendin.", zei Grote Jos.
Ze
keken allebei naar de dienster, die in de armen van een brandweerman lag om hem
te bedanken voor het redden van haar leven. Ook al had ze al veilig buiten
gestaan toen hij aankwam.
Kleine
Sam wendde zijn blik af. "Ik zal je een nieuwe sojamelk trakteren."
Hij duwde zijn vriend de menigte ramptoeristen uit, voor de eigenares van het
café zich weer zou herinneren wie er verantwoordelijk was. "Deze keer
eentje met schuim."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten