Duitsland was een vermoeiend land. Daar was Rik na vijf
dagen in München van overtuigd.
Natuurlijk wist hij ook wel dat het niet aan het land lag,
maar aan al die drukte die met deze zakenreis gepaard ging. Alles regelen met
deze nieuwe handelspartners, die over elk klein puntje wilden discussiëren en
hem voortdurend grote schnitzels en dikke worsten met kleine boterhammetjes
voorschotelden. En dan werd hij nog om de vijf minuten lastig gevallen door het
kantoor thuis. Het leek wel alsof ze hem bij elk klein akkefietje nodig hadden.
Hij probeerde zijn geeuw te verbergen achter zijn hand. De
tolk keek hem strak aan, maar de twee Duitsers hadden het niet gemerkt. Ze
waren vrolijk aan het babbelen. Hij begreep er niet veel van. Zijn Duits was
nooit erg goed geweest. Uit hun voortdurende blikken op de man verderop kon hij
wel opmaken dat het niet over hun handelscontract ging. Het onderwerp van hun
gesprek was verkleed als een enorme oranje vogel en liep in het restaurant rond
alsof hij niet wist waar hij moest zijn, ook al zat er maar één groep kinderen
met feesthoedjes op.
Rik sneed nog een stukje schnitzel af, ook al zat hij
eigenlijk al vol. Net toen hij probeerde bedenken hoe onbeleefd het zou zijn om
de rest te laten staan, richtten de twee Duitsers zich weer op hem. "We
hebben nagedacht over de winstenverdeling wanneer uw svindel populair zal
blijken te zijn.", vertaalde de tolk. "Als we zelf een fabriek
opzetten, hebben we uiteraard recht op een groter deel."
Over dat stuk bakkeleiden ze al dagen. Rik was ervan
overtuigd dat svindel ook in Duitsland een succes zou worden. Het zou hem niets
verbazen als de helft van de Duitsers last had van duizeligheid omdat er nog
geen goed middel op de markt was.
Niet dat svindel een goed middel was, maar dat hoefde de
klant niet te weten. Zelfs zijn eigen vrouw was er niet van op de hoogte. Dat
wilde hij zo houden. In haar ogen was hij een goudeerlijke man. Die illusie
beviel hem wel.
Hij slikte snel zijn eten door. "Dat gedeelte is
opgenomen in het voorlopige contract. Bij een eigen fabriek krijgen jullie wel
degelijk een grotere winst."
Ze begonnen antwoord te geven en nog voor het Duits was
afgelopen, kende hij de strekking al: 'Ja, maar, nog een grotere winst'. Zijn smartphone trilde voor de tolk aan de
vertaling kon beginnen.
Hij stak zijn vinger op. "Excuseer me." Na even
naar de naam gekeken te hebben, nam hij op.
"Sander," zei hij geïrriteerd nog voor zijn
gesprekspartner iets kon zeggen, "wat is er nu weer?"
Sander was zijn partner, de man met wie hij svindel had
opgericht. Rik regelde de verkoop en de financiën, Sander regelde het medicijn
zelf.
"Goed nieuws!", riep Sander enthousiast uit.
"De muizen zijn afgekickt! Ze krijgen nu al zes maanden geen svindel meer
en ze vertonen geen enkel ontwenningsverschijnsel meer. En geloof me, we zijn
er ondertussen al goed in geworden om duizeligheid bij die beesten op te
merken."
Rik keek snel naar de tolk. Hij had al opgemerkt dat de man
verontrustend goede oren had. Het was niet de bedoeling dat de Duitsers
erachter kwamen dat svindel helemaal geen medicijn was, maar een verslavend
middel dat precies de ziekte veroorzaakte die het geacht werd te bestrijden.
Tenminste, nu nog niet. Misschien kon hij hen later meetrekken in de zwendel.
Wanneer de ontdekking te dichtbij kwam en hij wist dat ze te vertrouwen waren.
"Ik had je gezegd me niet steeds te bellen.", wees
hij Sander terecht.
"Je had gezegd dat ik je niet voor elk klein probleempje moest bellen. Dit is
helemaal geen probleem."
Rik hield zijn hand voor de speaker en zei tegen zijn
handelspartners: "Excuseer me een ogenblik." Hij stond op en vertrok
naar de toiletten terwijl de tolk de Duitse versie van zijn woorden sprak.
"Nu moet je me toch eens uitleggen, Sander," zei
hij in de telefoon zodra hij buiten gehoorsafstand was, "hoe dit geen probleem is. We kunnen klanten
kwijtraken. Ze kunnen zonder ons."
"Om te beginnen zal het een verzachtende omstandigheid
zijn als het ooit uitkomt. En nu zijn het goede huisdieren. Ik ga er twee
meenemen."
Rik kon zijn vriend bijna zien glimlachen door de telefoon
heen. Sander was altijd zo enthousiast over kleine dingen. "Ik wil helemaal niet in de gevangenis belanden,
of het nu voor tien of negen jaar is."
"Eigenlijk is het..."
"Ik wil het niet weten, Sander. Ik vind het nog steeds
geen goed nieuws!"
"Dat de muizen afgekickt zijn, betekent dat de
verslaving onder controle te houden valt. En als we daarin slagen, hoeft
niemand er ooit achter te komen dat ze verslaafd zijn. Hoe langer svindel op de
markt is, hoe meer kans dat het opvalt, dat weet je."
Rik zuchtte. Dit soort gedachtekronkels was niets voor hem.
Hij vond de klanten en Sander zorgde ervoor dat ze bleven. "Goed, goed.
Vanaf nu bel je me alleen als er iets echt dringends is, oké?"
"Begrepen, Rik. Veel succes nog met die Duitsers."
Rik legde af en stond nog even naar de muur te kijken. Hij
had geen zin om terug te gaan naar de vermoeiende handelsgesprekken. Nog meer eten. Hij ging tegenwoordig
altijd naar bed met een maag die op barsten stond. Van de overheerlijke
zelfgebakken cake die Anna hem had meegegeven, had hij nog niets kunnen eten.
Uiteindelijk wandelde hij terug naar de tafel. De vogel was
aan zijn show voor de kinderen begonnen en zijn twee handelspartners waren
vrolijk aan het meekijken.
"Je eten is nog niet op.", zei een van de twee met
een gebaar naar zijn bord.
Rik zuchtte en schoof zijn stoel naar achteren. Voor hij kon
gaan zitten, werd hij plots overvallen door zo'n grote aanval van duizeligheid
dat hij zijn evenwicht verloor en op de grond viel.
"Oei oei," zei de tolk, "je neemt misschien
beter een svindel."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten