dinsdag 21 april 2015

Eenhoorns zijn nooit content (deel 2)


Zo meteen zou de maan ondergaan. Zijn laatste hoop zou voor eeuwig vervlogen zijn.

Bovendien zou hij nog terug moeten door het woud. Alle verschrikkingen opnieuw trotseren.

Moedeloos liet hij zich voor zijn benen zakken. Met zijn buik en zijn neus op de grond lag hij daar. Voor het eerst in zijn leven rolde er een traan uit zijn oog. De druppel verkleurde de vacht waar hij overheen gleed, zodat er een zwarte lijn van zijn ooghoek tot de onderkant van zijn kaak ontstond. Even bleef het bolletje water op de grond liggen, maar toen zakte het door de klei naar beneden, verdween uit het zicht.

Hij hoorde een geluid achter zich. Het klonk als het sloffen van een boerenpaard. Het kwam dichterbij.

Langzaam hief hij zijn hoofd een stukje, zodat hij het kon draaien. Daar, achter hem, kwam het mooiste wezen dat hij ooit had gezien zijn kant op. Ze had een glanzende zilvergrijze vacht, nog veel mooier dan de zijne, die alleen werd onderbroken door een lelijke, bloedende jaap in haar zij. Zelfs nu ze een sloffende, vermoeide tred had, was te zien hoe sierlijk en gracieus ze normaal liep. Haar hoofd was prachtig en haar hoorn was lang, gedraaid en simpelweg perfect.

Ze kwam het laatste stukje de berg op. Elke stap kostte haar duidelijk meer moeite dan de vorige. Tenslotte liet ze zich naast hem neervallen. Haar hoofd lag op de grond, haar ogen vielen toe.

Claude hief zijn hoofd nu juist hoger op. Hoe kon het dat hij nog nooit van haar gehoord had? Een andere eenhoorn, die nog veel mooier en geweldiger was dan hij? Waarom gunde ze hem nu zelfs geen blik waardig? Ja, natuurlijk, ze was moe, maar ze zou toch op z'n minst even hallo hebben kunnen zeggen? Hij was hier immers de enige. Voor zover zij wist, kon dit wel eens zijn berg zijn.

"Hallo.", hinnikte hij.

Ze deed langzaam één oog open, het oog aan zijn kant, en staarde hem aan. Tenslotte haalde ze diep adem, je kon werkelijk haar borstkas omhoog zien gaan, en antwoordde in een zucht: "Hallo."

Haar oog dreigde alweer terug dicht te vallen, dus Claude deed zijn best om snel het gesprek voort te zetten: "Mijn naam is Claude."

"Claudine." Ze sloot alsnog haar ooglid.

Een hele tijd lagen ze zwijgend naast elkaar. De maan zakte steeds dichter naar de horizon toe. Van tussen de bomen beneden hen klonken allerlei angstaanjagende geluiden. Claude besefte dat hij nu wel nooit een paard zou worden. Zijn droom voor altijd vervlogen.

Plotseling stond Claudine op. Ze was blijkbaar uitgerust. "Claude," sprak ze. Zijn naam uit haar mond was een echte streling voor het oor. Hij keek meteen op. "ga je met me mee naar beneden? Het Doemsterwoud kan men maar beter niet alleen doorsteken."

Dit was het beste aanbod dat hij nog zou krijgen. Eigenlijk de enige manier om hier ooit nog levend uit te komen, nadat hij al zo vermoeid en verzwakt was van de eerste tocht. Toch bleef hij liggen. "Ga jij maar, Claudine. Ik ga nog even wachten."

"Waarop ga je wachten?"

"Ik heb gehoord dat op deze berg, in het midden van het Doemsterwoud, je de kans krijgt om je diepste wens in vervulling te zien gaan. Zolang de volle maan op is."

Claudine keek naar de maan. Die hing nu vervaarlijk dicht boven de boomtoppen.

"Dat gaat toch niet meer gebeuren.", was haar oordeel. "Ik heb dat ook gehoord. Wel, het is duidelijk een leugen."

"Ga jij maar.", herhaalde Claude. "Ik moet het tot het einde proberen."

"Wat is je diepste wens, dat je er zo veel hoop insteekt?"

"Ik wil een paard worden." Claude legde zijn kin terug op de grond. "Ik wil een paard zijn." Hij verwachtte dat ze hem zou uitlachen, of dat ze zou vragen waarom. Niemand begreep zijn wens.

Maar ze zweeg alleen een paar tellen. Toen zei ze, zo stil dat Claude niet helemaal zeker was dat hij het juist had gehoord: "Ik ook."

Hij keek verrast op, maar ze had haar hoofd al van hem afgekeerd. Ze wandelde langzaam de berg terug af, begaf zich terug in de gevaren van het Doemsterwoud.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten