Net nadat Marcel Seegers met vogelmasker en zwarte koffer de antiekzaak binnenkwam, hoorde hij een vrouw zich van de achterkamer naar voren haasten. Er zat een vuil luchtje aan de deal waarvoor hij hier was, dat was duidelijk. ‘Ik moet op mijn hoede zijn’, dacht de man en middenin die gedachte was tegenover hem een vrouw komen staan. Ze was groot. Of die indruk gaf ze althans. Stoer, rechtop, doordacht. Ze zou niet eenvoudig op te lichten zijn. La Pittrice, zijn zakenpartner, de vrouw die hem in enkele minuten heel gelukkig zou maken, zonder dat ze het zelf wist. Dit was ze dus. De ogen van Marcel gingen de vrouw van boven tot onder af, maar bleven hangen bij haar rechterhand. Ze droeg een revolver. Een kleine weliswaar, maar ook van kleine kogels gaat men dood. Marcel had al wat geweren gezien in zijn leven en dit zag er geenszins een bekend model uit. Zou het nep zijn? Hij durfde zich er niet over uit te spreken.
“Il Pollo?” Marcel schrok op. Haar stem was helemaal niet zo Italiaans als hij verwacht had van iemand die haar brief ondertekent met de naam ‘La Pittrice’. Haar accent kwam van deze streken. Wat een belachelijk idee om ook een Italiaanse schuilnaam te kiezen, dacht Il Pollo.
“Wat bent u… stipt.” De vrouw sprak iets zenuwachtiger nu. Gespannen. Il Pollo merkte plots dat hij niet geantwoord had op de eerdere vraag, noch had gereageerd op de revolver.
“Ik hou mij steeds aan afspraken, la Pittrice. Ik hoop dat u dat ook gedaan heeft?” Hij liet de argwaan met opzet stevig doorklinken.
“Geen externe mensen aanwezig, geen politie. Ik heb enkel het doek bij.” De ogen van Il Pollo richtten zich opnieuw vragend op de revolver in haar handen. Die van La Pittrice volgden. “En deze heb ik niet meer nodig”, sprak ze, en opnieuw trilde haar stem mee van de zenuwen. “Het is een voorzorgsmaatregel die ik in elke ruil hanteer. Bent u ongewapend?”
Il Pollo had niet veel woorden vandaag. Hij spreidde zijn armen om duidelijk te maken dat hij niets bij had en daar zelfs op gefouilleerd kon worden. Dat de vrouwenhanden ook nog op zijn voorstel in zouden gaan, had de man niet verwacht. La Pittrice legde haar pistool achteraan op de toonbank en kwam opnieuw tegenover hem staan. Twee ogen staarden hem aan. Ze glimlachte. Ze was gespannen maar ze glimlachte. Ook zij zou gelukkig worden van de deal. Of dat dacht ze nu toch nog.
Stiltes, Marcel hield er niet van. Actie was meer zijn ding. En dus liet hij geen seconde te veel voorbij gaan. Hij plaatste zonder woorden de zwarte koffer voorzichtig op een antiek kastje en opende twee slotjes. Het grote centrale slot was voor de sleutel uit zijn binnenzak. Hij opende de klep van het kistje en schoof de donkerrode flanellen doeken opzij. Daar lag het dan te pronken: een prachtig paasei.
Il Pollo hoopte dat zijn zenuwen niet te lezen waren. Hij mocht het nu niet verprutsen. Acht maanden heeft hij gedaan om één van de vermiste Fabergé-eieren na te maken. Alle details klopten, de materialen waren authentiek, alleen was de maker geen beroemde Russische goudsmid maar een magere Belg met financiële moeilijkheden. De vrouw tegenover hem zou er recht inlopen en er haar kunstwerk voor ruilen. Wanneer ze er achter zou komen, zou de deal al gesloten zijn en was het enige wat nog restte van haar schilderij een villaatje in de Provence. Eén waar Marcel Seegers zijn rentenierbestaan kon gaan beginnen. Het kwam er alleen op aan zijn rol goed te spelen: doen alsof hij geen flauw benul had van de waarde van het ei. Denken dat van het ei enkel het goud te recupereren is en dat in het niet valt tegen het vermiste paneel van het Lam Gods dat hij in ruil zou krijgen. Het mocht er niet te dik op liggen, dat wist hij wel. Hij moest sluw zijn.
En voorzichtig! Il Pollo merkte dat ze daar met z’n tweeën drieënhalve seconde naar een nagemaakt Fabergé-ei zaten te kijken. Hij voelde de ogen van zijn zakenpartner over alle details van het kunstwerk gaan. Daar had ze thuis nog genoeg tijd voor, dacht Marcel en hij plaatste zich subtiel tussen de openstaande koffer en de onderzoekende blik van La Pittrice in, al vragend naar haar deel van de deal.
Even kon Il Pollo zijn ogen niet geloven. De vrouw deed een stap opzij en nam een kader vast die al de hele tijd vlak naast hen stond. Er hing een doek over, een flinterdun stukje textiel, dat was alles. Geen koffer of andere beveiliging. Hij had het ding vrolijk kunnen meenemen als hij de winkel iets eerder binnen was geweest! Wist La Pittrice wel wat het ding waard was? Ze was misschien wel amateuristischer dan Il Pollo zich wilde voorstellen en dat stelde hem een beetje gerust.
Het doek werd weggehaald en de schoonheid ontvouwde zich. Het was dus echt waar. Tegenover hem stond ‘de rechtvaardige rechters’, het enige echte vermiste paneel van het Lam Gods. Het godverdomse miljoenenstuk stond op amper anderhalve meter van hem vandaan. Zijn blik gleed over het doek van linksboven naar rechtsonder. Alle details klopten. Dit waren Jan en Hubert. ‘Hoe kwam zij in ‘s hemelsnaam aan dit werk’ was een gedachte die niet eens in hem opkwam. Op zijn hoornvlies stonden enkel nog twee dollartekens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten