vrijdag 18 december 2015
zaterdag 5 december 2015
maandag 23 november 2015
maandag 16 november 2015
vrijdag 13 november 2015
't legt geen ei en 't is geen kip
dinsdag 3 november 2015
maandag 26 oktober 2015
zaterdag 10 oktober 2015
zaterdag 3 oktober 2015
zaterdag 19 september 2015
zaterdag 29 augustus 2015
woensdag 12 augustus 2015
Gras
Het
gras was te...
Het
gras was...
Mevrouw
Smeders boog zich voorover op de tuinstoel om het gazon beter te kunnen
bekijken. Er was iets met het gras.
Ze
zat helemaal dubbel geklapt. Voor haar leeftijd was ze nog verrassend lenig.
Niet
dat ze al zo oud was. Nog geen veertig. Maar mevrouw Smeders had zich altijd al
ervarener en wijzer dan haar leeftijdsgenoten gevoeld. En het was die wijsheid,
dat instinct dat enkel komt uit jaren levenservaring, dat haar nu vertelde dat
er iets mis was met het gras.
Het
gras had... Het gras was...
Zelfs
nu ze er van zo dichtbij op keek, wilde het haar niet te binnen schieten.
Andere mensen zouden misschien niet eens zien dat er iets fout was. Ze zouden
haar hoofdschuddend aankijken, haar met zachte hand proberen binnen brengen,
waar ze niet naar het gras kon staren. Ze zouden achter haar rug fluisteren dat
het maar goed was dat er een plaats was vrijgekomen. Een plaats waar ze
geholpen kon worden. Een plaats voor mensen zoals haar. En dan zouden ze haar
medelijdend aankijken.
Ze
wist dat ze dat zouden doen. Dat deden ze altijd.
Niemand
zou willen geloven dat er iets mis was met het gras. Dus moest ze het zelf
uitzoeken.
Ze
tuurde door half toegeknepen ogen.
Het
gras was te...
Soms
werd iets duidelijker door het van een afstand te bekijken. Het donkerbruin van
de tuinstoel kraakte toen ze achterover leunde. Ze kon op deze manier
gemakkelijk de hele tuin overzien. Ze zag het hoge, smeedijzeren hek dat rondom
liep en aan twee kanten naadloos aansloot op het Victoriaanse gebouw. "De
Plantentuin", stond er in grote letters op te lezen. Eronder, in een
kleiner geschrift, was nog iets toegevoegd. Iets dat mevrouw Smeders van hieraf
niet kon lezen. Dat hoefde ook niet. Ze wist wat er geschreven was.
"gesloten
instelling"
Mevrouw
Smeders bestudeerde het gras bij de deur.
Groen,
net gemaaid en zo gezond als gras maar kon zijn. Er was niets mis met dat gras.
Ze volgde met haar ogen de begroeiing tot bij haar voeten.
Er
was iets mis met het gras.
Alleen
met het gras vlakbij haar. De rest was in orde.
Het
gras was...
Ze
friemelde wat met de rode, puntige breinaalden in haar handen. De muts was
bijna af, maar ze kon zich niet op het werkje concentreren. Eerst moest ze
weten wat er mis was met het gras.
Ze
boog zich nogmaals voorover. Wat was er met het gras?
Een
snerpende gil doorbrak haar gedachten. Een jong kind, aan de hand van zijn
vader. Hij wees terwijl hij schreeuwde. Hij wees naar de verpleger die roerloos
op de grond lag.
En
eindelijk schoot het mevrouw Smeders te binnen.
Het
gras was te rood.
zondag 2 augustus 2015
donderdag 23 juli 2015
donderdag 16 juli 2015
zondag 5 juli 2015
donderdag 2 juli 2015
Het eiland
zondag 11
mei 1986
Stille
Oceaan
Het
eiland is prachtig! Het is zelfs nog veel mooier dan ik verwacht had. Deze
morgen rees het op uit het eindeloze blauwe water. Ik was met de zon opgestaan,
zoals meestal. Tot gisteren dacht ik dat de zonsopgang op volle oceaan nergens
mee te vergelijken is. Nu weet ik dat dit eiland het zelfs nog overtreft.
Eerst
was het een klein donker puntje aan de horizon. Ik zag het pas toen Olle, aan
het roer, het me aanwees. We waren op dat moment samen met Kathy en Jerry, de twee
Canadezen, als enigen aan dek. Zij stonden vannacht in voor de zeilen. De rest
is nog te zeer gewend aan het leven onder elektrisch licht. Ze staan laat op
en gaan laat slapen.
Naarmate
de ochtend vorderde werd het eiland groter en beter zichtbaar. Ik heb denk ik
uren achter elkaar over de reling gehangen om het beter te zien, zo opgewonden
was ik. Waar kan ik beginnen met het te beschrijven? De kleuren zijn
verbluffend. Zo helder, zo puur! Je beseft pas hoe grauw technologie het leven
maakt als je zo'n ongerepte natuur hebt gezien. Alle woorden die ik voor de
kleuren kan gebruiken schieten tekort. Ik kan alleen proberen ze te beschrijven
met hun fletse, zieke broertjes in de moderne maatschappij.
Voorbij
het mooie appelblauwzeegroene water is er het heldere oranjebruin van het
strand. Fijne, perfect ronde korrels, die zacht aanvoelen als je je handen
erdoor laat gaan (dat wist ik toen nog niet, pas nadat we waren aangemeerd).
Waar het strand eindigt, begint het perfecte donkere, zachte bruin van de
boomstammen. Daarboven de groene palmboombladeren en tenslotte de perfecte
blauwe lucht. Zelfs het ene wolkje dat ik vandaag al heb zien passeren was zo'n
puur wit dat al het wit dat ik eerder al heb gezien een slechte grap lijkt.
Het
duurde zo lang voor we er eindelijk waren, en tegelijk was het de perfecte
gelegenheid om het eiland goed te bekijken. Nadat we ons hier echt hebben
gevestigd, zullen we nooit meer ver weg gaan met de boot. We zullen dus nooit
meer van op deze afstand kunnen kijken.
Een
paar uur na de middag bereikte de boot het strand. Olle heeft de taken meteen
goed verdeeld. Hij is een geboren leider. Ik ben zo blij dat ik de kans kreeg
om hiermee mee te gaan, om terug de aloude manier van leven te helpen
herstellen, althans op ons kleine stukje van de wereld.
Ik
heb geholpen met de voorlopige beschutting op te bouwen. Het was zwaar werk,
maar nuttig, en uit mijn eigen handen. Het grootste deel van de groep zit nu
aan het avondeten. Sommigen, zoals ik, hebben snel gegeten. Voorlopig hebben we
fruit van vlakbij het strand gecombineerd met een paar broden die nog in het
schip waren meegenomen. Als ik het goed tel zijn er nog drie mensen niet terug.
Ze zouden het eiland verkennen. Ik ben benieuwd wat ze gevonden zullen hebben.
Er is al zo veel ontdekt en ik weet zeker dat er nog veel meer te zien is!
Morgen
begint het echte werk. Het opzetten van echte woningen, het uitbouwen van
manieren om voedsel te verbouwen. Met zo'n drukke dag voor de boeg kan ik maar
beter genoeg slaap nemen.
Alicia
vrijdag 19 juni 2015
Gebombardeerd
getekend naar deze foto (tweede wereldoorlog).
dinsdag 16 juni 2015
woensdag 10 juni 2015
Svindel (deel 4)
Rik staarde naar het plastieken doosje op het midden van de
keukentafel. Er zat een mooie, rode strik rond. Een cadeau dat er ondertussen
al maanden onaangeroerd stond, sinds hij was teruggekeerd uit Duitsland.
Door het plastiek lonkte de inhoud naar hem. De doos zat
propvol svindeltabletten. De vele verschillende kleuren deden het eruit zien
als een doos kindersnoepgoed.
De brief die erbij had gelegen had hij ondertussen al
ontelbare keren gelezen. Het was eigenlijk niet eens een hele brief. Slechts
twee zinnen.
Nu ben je ook
verslaafd aan svindel, lieve Rik. Veel plezier ermee!
Toen hij terugkwam uit Duitsland, had hij nog gehoopt dat de
aanvallen van duizeligheid, die steeds frequenter waren geworden, ergens anders
door veroorzaakt werden. Maar als hij toch verslaafd was, dan had Anna het
waarschijnlijk alleen gedaan uit bezorgdheid voor hem. Hij was van plan om haar
de waarheid te vertellen en samen af te kicken.
Hij had nooit gedacht dat ze hem moedwillig svindel had
gegeven, op de hoogte van de effecten. Ze moest er al maanden mee bezig zijn
geweest. Nu was ze vertrokken en ze had Tuur meegenomen. Kleine Tuur, die al
van in de baarmoeder de verslaving had meegekregen. Daar had Rik zelfs nooit
bij stilgestaan.
Er werd op de deur geklopt. Hij stond moeizaam op om open te
doen.
Het was een politieagent, die hem een mandje met
boodschappen aanreikte. Rik zag tomaten, paprika en biefstuk bovenaan. Hij
vroeg zich af wat hij daar nu weer van moest klaarmaken. "Bedankt.",
zei hij.
De agent bromde iets. Hij wilde helemaal geen
boodschappenjongen spelen. Rik kon echter niet meer buitenkomen, sinds het
proces tegen hem en zijn medicijn liep. Anna had haar verhaal aan de grote klok
gehangen. De kranten noemden het "het meest agressieve verslavende middel
ooit". De publieke opinie had zich tegen hem gekeerd en bovendien mocht
hij niet vluchten. Er stond permanent politiebewaking rond zijn huis.
De enige vraag was eigenlijk hoe groot zijn straf zou zijn,
dat hij veroordeeld zou worden stond al vast. En of ze Sander nog zouden
terugvinden. Zijn kompaan was er net op tijd in geslaagd te vluchten en hield
zich nu schuil voor de wet.
Hij zette de boodschappen op tafel en graaide erin tot hij
de svindel vond. Hoewel al zijn vroegere klanten hem haatten, waren ze nog
steeds verslaafd en dus werd svindel nog steeds verkocht. Van de winst zou hij
wel niets meer te zien krijgen.
Hij nam twee tabletten in en voelde zich meteen iets beter.
Waarom zou hij afkicken? Zijn leven was toch voorbij. Anna was weg. Tuur was
weg. Hij vloog de gevangenis in en hij was verslaafd aan zijn eigen
nepmedicijn. Soms was hij zo woedend op Anna dat hij haar zou kunnen wurgen.
Andere keren, zoals nu, wilde hij haar om vergiffenis vragen. Ze had toch haar
wraak genomen?
Hij vervloekte zichzelf en smeet de rest van de tabletten in
de vuilbak. Hij wilde wel afkicken.
Hij zou zich toch niet laten doen door zijn eigen svindel? En, in tegenstelling
tot al die klanten, die maar moedeloos probeerden, wist hij dat het wél
mogelijk was op af te kicken. De muizen waren afgekickt. Het was mogelijk.
Hij hoopte dat het Anna en Tuur zou lukken. Ze zaten nu
ergens in een afkickkliniek, omringd door mensen die wisten hoe je zoiets
aanpakte. Anna geloofde niets meer van wat hij zei, in de rechtbank wou ze hem
niet eens meer aankijken, maar zo graag had hij haar verteld dat het kon. Als
ze doorzette, kon ze ervan af geraken.
Hij legde de rest van de boodschappen in de koelkast en
zocht op het internet wat hij ervan kon maken. Hij kon nog niet zo goed koken.
Meestal at hij uiteindelijk iets dat aangebrand, te zout of op een mysterieuze
wijze mislukt was. Ook deze keer lette hij eigenlijk niet op alle recepten die
hij tegenkwam. Zijn gedachten waren bij Tuur. Zou hij zijn zoontje ooit nog te
zien krijgen?
Zijn smartphone trilde. Hij staarde er even naar, kon niet
bevatten wat er gebeurde. Niemand belde hem nog. Journalisten, ja, maar om de
een of de andere reden dacht hij niet dat dit iemand van de media was.
Het trillen stopte voor hij bedacht dat hij moest opnemen.
Hij hield zijn ogen nog even op het ding gericht en pakte het toen uiteindelijk
vast. Een gemiste oproep van een onbekend nummer.
De smartphone begon in zijn handen te trillen. Opnieuw een
oproep, opnieuw van een onbekend nummer.
"Hallo?"
"Hé Rik!", klonk Sanders stem.
"Sander!" Rik kon het niet geloven. Waar ben je?
De vraag lag op zijn lippen. Hij bedacht zich net op tijd dat dit gesprek
sowieso afgetapt werd. Als zijn vriend antwoordde, wist de politie het ook
meteen.
"Ik kan maar kort bellen, Rik. Ze traceren en zo. Ik
wou je gewoon even dit zeggen: ik heb twee muizen meegenomen. Je weet wel
welke. Ze zijn gestorven."
Voor Rik nog kon antwoorden, legde Sander al af. Rik bleef
met de telefoon in zijn handen zitten en kon maar één ding denken. Je weet wel
welke. De afgekickte muizen.
Het meest agressieve verslavende middel ooit.
zondag 7 juni 2015
Svindel (deel 3)
Duitsland was een vermoeiend land. Daar was Rik na vijf
dagen in München van overtuigd.
Natuurlijk wist hij ook wel dat het niet aan het land lag,
maar aan al die drukte die met deze zakenreis gepaard ging. Alles regelen met
deze nieuwe handelspartners, die over elk klein puntje wilden discussiëren en
hem voortdurend grote schnitzels en dikke worsten met kleine boterhammetjes
voorschotelden. En dan werd hij nog om de vijf minuten lastig gevallen door het
kantoor thuis. Het leek wel alsof ze hem bij elk klein akkefietje nodig hadden.
Hij probeerde zijn geeuw te verbergen achter zijn hand. De
tolk keek hem strak aan, maar de twee Duitsers hadden het niet gemerkt. Ze
waren vrolijk aan het babbelen. Hij begreep er niet veel van. Zijn Duits was
nooit erg goed geweest. Uit hun voortdurende blikken op de man verderop kon hij
wel opmaken dat het niet over hun handelscontract ging. Het onderwerp van hun
gesprek was verkleed als een enorme oranje vogel en liep in het restaurant rond
alsof hij niet wist waar hij moest zijn, ook al zat er maar één groep kinderen
met feesthoedjes op.
Rik sneed nog een stukje schnitzel af, ook al zat hij
eigenlijk al vol. Net toen hij probeerde bedenken hoe onbeleefd het zou zijn om
de rest te laten staan, richtten de twee Duitsers zich weer op hem. "We
hebben nagedacht over de winstenverdeling wanneer uw svindel populair zal
blijken te zijn.", vertaalde de tolk. "Als we zelf een fabriek
opzetten, hebben we uiteraard recht op een groter deel."
Over dat stuk bakkeleiden ze al dagen. Rik was ervan
overtuigd dat svindel ook in Duitsland een succes zou worden. Het zou hem niets
verbazen als de helft van de Duitsers last had van duizeligheid omdat er nog
geen goed middel op de markt was.
Niet dat svindel een goed middel was, maar dat hoefde de
klant niet te weten. Zelfs zijn eigen vrouw was er niet van op de hoogte. Dat
wilde hij zo houden. In haar ogen was hij een goudeerlijke man. Die illusie
beviel hem wel.
Hij slikte snel zijn eten door. "Dat gedeelte is
opgenomen in het voorlopige contract. Bij een eigen fabriek krijgen jullie wel
degelijk een grotere winst."
Ze begonnen antwoord te geven en nog voor het Duits was
afgelopen, kende hij de strekking al: 'Ja, maar, nog een grotere winst'. Zijn smartphone trilde voor de tolk aan de
vertaling kon beginnen.
Hij stak zijn vinger op. "Excuseer me." Na even
naar de naam gekeken te hebben, nam hij op.
"Sander," zei hij geïrriteerd nog voor zijn
gesprekspartner iets kon zeggen, "wat is er nu weer?"
Sander was zijn partner, de man met wie hij svindel had
opgericht. Rik regelde de verkoop en de financiën, Sander regelde het medicijn
zelf.
"Goed nieuws!", riep Sander enthousiast uit.
"De muizen zijn afgekickt! Ze krijgen nu al zes maanden geen svindel meer
en ze vertonen geen enkel ontwenningsverschijnsel meer. En geloof me, we zijn
er ondertussen al goed in geworden om duizeligheid bij die beesten op te
merken."
Rik keek snel naar de tolk. Hij had al opgemerkt dat de man
verontrustend goede oren had. Het was niet de bedoeling dat de Duitsers
erachter kwamen dat svindel helemaal geen medicijn was, maar een verslavend
middel dat precies de ziekte veroorzaakte die het geacht werd te bestrijden.
Tenminste, nu nog niet. Misschien kon hij hen later meetrekken in de zwendel.
Wanneer de ontdekking te dichtbij kwam en hij wist dat ze te vertrouwen waren.
"Ik had je gezegd me niet steeds te bellen.", wees
hij Sander terecht.
"Je had gezegd dat ik je niet voor elk klein probleempje moest bellen. Dit is
helemaal geen probleem."
Rik hield zijn hand voor de speaker en zei tegen zijn
handelspartners: "Excuseer me een ogenblik." Hij stond op en vertrok
naar de toiletten terwijl de tolk de Duitse versie van zijn woorden sprak.
"Nu moet je me toch eens uitleggen, Sander," zei
hij in de telefoon zodra hij buiten gehoorsafstand was, "hoe dit geen probleem is. We kunnen klanten
kwijtraken. Ze kunnen zonder ons."
"Om te beginnen zal het een verzachtende omstandigheid
zijn als het ooit uitkomt. En nu zijn het goede huisdieren. Ik ga er twee
meenemen."
Rik kon zijn vriend bijna zien glimlachen door de telefoon
heen. Sander was altijd zo enthousiast over kleine dingen. "Ik wil helemaal niet in de gevangenis belanden,
of het nu voor tien of negen jaar is."
"Eigenlijk is het..."
"Ik wil het niet weten, Sander. Ik vind het nog steeds
geen goed nieuws!"
"Dat de muizen afgekickt zijn, betekent dat de
verslaving onder controle te houden valt. En als we daarin slagen, hoeft
niemand er ooit achter te komen dat ze verslaafd zijn. Hoe langer svindel op de
markt is, hoe meer kans dat het opvalt, dat weet je."
Rik zuchtte. Dit soort gedachtekronkels was niets voor hem.
Hij vond de klanten en Sander zorgde ervoor dat ze bleven. "Goed, goed.
Vanaf nu bel je me alleen als er iets echt dringends is, oké?"
"Begrepen, Rik. Veel succes nog met die Duitsers."
Rik legde af en stond nog even naar de muur te kijken. Hij
had geen zin om terug te gaan naar de vermoeiende handelsgesprekken. Nog meer eten. Hij ging tegenwoordig
altijd naar bed met een maag die op barsten stond. Van de overheerlijke
zelfgebakken cake die Anna hem had meegegeven, had hij nog niets kunnen eten.
Uiteindelijk wandelde hij terug naar de tafel. De vogel was
aan zijn show voor de kinderen begonnen en zijn twee handelspartners waren
vrolijk aan het meekijken.
"Je eten is nog niet op.", zei een van de twee met
een gebaar naar zijn bord.
Rik zuchtte en schoof zijn stoel naar achteren. Voor hij kon
gaan zitten, werd hij plots overvallen door zo'n grote aanval van duizeligheid
dat hij zijn evenwicht verloor en op de grond viel.
"Oei oei," zei de tolk, "je neemt misschien
beter een svindel."
vrijdag 5 juni 2015
Svindel (deel 2)
De dag dat Rik zijn eerste aanval van duizeligheid had, leek
een dag als alle andere. Het was een miezerige herfstdag. De zon vocht voor een
plaatsje aan de hemel en de wolken vochten even hard terug. Op de radio
vertelde de nieuwslezer over oorlogen ver weg en voetbalwedstrijden dichtbij.
Vanuit zijn kinderstoel schreeuwde Tuur de hele kamer bij elkaar.
Het leek voor zijn vader wel alsof hij steeds vaker dit soort buien had. Rik
legde zijn smartphone even aan de kant. Aarzelend stak hij zijn handen uit naar
zijn zoontje en mompelde troostende woordjes. Hij had er geen idee van wat er
mis was. Ondanks de tien maanden ervaring was babytaal nog steeds een groot
mysterie.
Zijn vrouw Anna schoof hem een fles melk toe en ging verder
met de tafel zetten. Tuur stak er al gretig zijn handjes naar uit. Opgelucht
dat hij nu wist wat te doen gaf Rik de fles aan het kind.
"Drukke dag vandaag?", vroeg Anna toen ze zag dat
hij meteen weer naar zijn smartphone greep.
"Valt wel mee.", mompelde Rik afwezig. Hij fronste
zijn wenkbrauwen terwijl hij de mail van een medewerker las.
"Ze zijn van plan een nieuwe vestiging te
openen.", vertelde Anna terwijl ze de messen op tafel legde. "In de
kakelwijk, hierachter."
"Mmh."
Geïrriteerd bleef Anna staan. Dit was weer net als elke
morgen. Ze wilde toch alleen maar een normaal gesprek. Een beetje aandacht.
"Heb je me gehoord?"
Haar toon deed hem opkijken. "Ja hoor. De kakelwijk.
Dat is goed."
"Wel, ik dacht dat ik daar dan misschien kon gaan
werken. Ze zullen een overplaatsing wel goedkeuren."
"Geweldig. Dat moet je zeker doen." Met het idee
dat het onderwerp hiermee afgerond was, richtte hij zijn aandacht weer op zijn
mails.
Tuur keek met grote ogen van papa naar mama terwijl hij de
melk naar binnen klokte. Anna stond op het punt haar ongenoegen in een lange
monoloog te gieten toen Rik plotseling opstond, zijn ogen nog steeds aan het
schermpje gekleefd. Hij moest zich vasthouden aan de tafel en liet zijn
smartphone vallen.
Meteen veranderde Anna's gezichtsuitdrukking. Ze was maar al
te goed bekend met aanvallen van duizeligheid. Zelf had ze er regelmatig last
van. Er was maar één geneesmiddel dat hielp.
"Rik!", riep ze verschrikt uit. "Je bent toch
niet duizelig?"
"Nee, nee, het is al goed." De duizeligheid was
even snel over als ze gekomen was. Hij bukte zich om zijn broodnodige toestel
op te rapen en controleerde snel of het niet kapot was.
"Wil je een svindel?", opperde Anna.
"Nee, dat is niet nodig. Ik ben in orde." Hij ging
naar de keukendeur. "Ik moet nog even iets gaan halen."
Anna hoorde hoe haar man terug naar boven ging. Ze was ervan
overtuigd dat Rik niet in orde was. Aanvallen konden heel plotseling komen, dat
wist ze uit ervaring. Stel dat hij duizelig werd terwijl hij naar zijn werk
reed? Hij zou in een auto-ongeluk terecht kunnen komen! Het was beter om een
pilletje uit voorzorg te nemen.
Ze deed het medicijnkastje, dat in een hoek van de keuken
hing, open. Tussen de pleisters, aspirines en hoestsiroop lag een hele voorraad
svindel. Ze had alle smaken die op de markt waren gebracht. Sinaasappel, kers,
vanille, appel, framboos,... Aangezien ze minstens elke ochtend een tablet nam,
varieerde ze graag al eens. Ze nam twee mokka-exemplaren en een aardbei. Het
rode pilletje legde ze op tafel voor Riks stoel. Met de andere twee liep ze
naar het koffiezetapparaat.
Tuur liet zijn fles op de grond vallen op het moment dat Rik
terug binnenkwam. Rik stopte een mapje in zijn aktetas en raapte de fles op,
die hij terug aan zijn zoontje gaf.
"Ik wil geen medicijnen.", zei hij met
nadruk. Hij had het pilletje op zijn
plaats zien liggen. Met grote gebaren legde hij het aan de kant toen hij ging
zitten.
"Het kan toch geen kwaad, gewoon uit voorzorg?"
"Nee, ik ben in orde. Ik heb geen medicijnen
nodig." Met ferme gebaren begon hij een boterham te smeren.
Anna had al geweten dat dit ging gebeuren. Rik wou nooit
medicijnen. Vorig jaar, toen hij acute appendicitis kreeg, had ze hem naar de
dokter moeten sleuren. Ze schonk twee koppen koffie in en deed in allebei een
mokkatabletje svindel.
"Oké, sorry, ik liet me wat gaan.", gaf ze toe,
terwijl ze de tassen op tafel zette. "Ik ben gewoon een beetje
bezorgd."
Ze ging op haar eigen stoel zitten en zag ze hoe hij een
slok koffie nam. Koffie met svindel.
"Geen probleem, Anna.", glimlachte hij. "Wat
was dat nu over een vestiging in de kakelwijk?"
dinsdag 2 juni 2015
Svindel (deel 1)
Last van duizeligheid?
Nu is er een oplossing!
Gebruik svindel en uw aanvallen van
duizeligheid zijn voorgoed verleden tijd! Svindel is een betaalbaar,
makkelijk te verkrijgen geneesmiddel op basis van natuurlijke ingrediënten.
Vele mensen gingen u voor. Niet langer wordt hun leven
verstoord door duizeligheid.
Anna: "Sinds ik svindel gebruik, zijn mijn
aanvallen van duizeligheid voorgoed verleden tijd."
Sander: "Nu ik svindel heb ontdekt, wordt
mijn leven niet langer verstoord door duizeligheid."
Aarzel dus niet! U kan svindel vandaag nog kopen!
Ingrediënten: zeewiermineralen, waterdamp, ethylalcohol, natriumchloride, dierlijke
eiwitten, linolzuur. Kan sporen van wraakzucht bevatten.
Opgelet:
werking niet
wetenschappelijk bewezen
dit
geneesmiddel wordt niet terugbetaald door uw ziekenfonds
vrijdag 15 mei 2015
Waterdroog
Waterdroog was een gehucht dat tien dagen lang bestaan
heeft in mei 1986 op een eiland in de Stille Oceaan. De stichter - Olle Carlsen
- wilde een plaats creëren waar mensen konden leven zonder moderne technologie
en de demonen die daar volgens hem bij hoorden.
Olle had in vijf landen een strafblad en verhuisde om de
paar jaar. Hij was verantwoordelijk voor de brand in het hoofdkantoor van het
ministerie van financiën van Frankrijk in 1977. Eerder had hij zichzelf aan de
deur vastgeketend om te protesteren tegen de aankoop van computers. Deze actie
had niet veel uitgehaald, aangezien er een paar meter verder een tweede toegang
tot het gebouw bestond. Twee jaar later veroorzaakte hij de ontsporing van een
trein in Oostenrijk. Daarna probeerde hij een fabriek van gloeilampen te stelen
in India, maar zijn gehuurde olifant was niet sterk genoeg om de muren uit de
grond te trekken. Ook de vele afgeplakte verkeerslichten in Londen en het
voortdurende telefoongerinkel tijdens het politieke congres in New York in 1985
waren zijn verantwoordelijkheid.
Een heleboel mensen waren blij dat Olle had besloten
zichzelf te isoleren op een of ander eiland. Met zijn toespraken en acties
tegen technologie had hij echter ook heel wat aanhangers vergaard.
Achtentwintig mensen besloten hem te volgen en vaarden samen met hem naar het
beloofde eiland. De kleine commune noemde zichzelf Waterdroog.
De eerste dag was meteen ook het toppunt. Een aantal
inwoners hielden dagboeken bij, die zijn teruggevonden. Twee van hen schreven
deze zelfs met ganzenveer en inkt. Uit deze bronnen kwamen onderzoekers te
weten dat tegen de avond van de eerste dag drie mensen gestorven waren door
toedoen van een 'monster'.
Dag na dag vielen meer en meer inwoners ten prooi aan dit
gedrocht van technologie. Allen waren ze het erover eens dat dit monster een
mutatie was, ontstaan door de radiogolven die over de hele wereld uitgezonden
worden. Een precieze beschrijving ontbreekt.
Tegen dag negen waren 27 van de 29 inwoners ten prooi
gevallen aan het Waterdroogmonster. Op dat punt stopt het laatste dagboek. De
laatste twee inwoners worden verondersteld hetzelfde lot te hebben ondergaan,
hoewel hier discussie over bestaat. Er zijn theorieën die vertellen dat Olle
het hele monster in scène heeft gezet, en nog steeds ergens rondhangt. Veel
aanslagen tegen de technologie worden nog steeds aan hem toegeschreven.
Tot op de dag van vandaag worden er wetenschappelijke
expedities en toeristische uitstapjes naar het spookdorp gemaakt. Groepjes
amateurfotografen maken enthousiast kiekjes van de restanten van een kleine,
nooit echt uitgebouwde nederzetting. Resten van de menselijke
lichamen zijn nergens teruggevonden. Ondanks de vele onderzoeken is nooit
opgehelderd geraakt wat er in Waterdroog gebeurd is.
zondag 10 mei 2015
woensdag 6 mei 2015
Schuim (deel 3)
Het
dienstertje stond nog steeds verbijsterd achter de toog, maar ze ging al snel
gillend achteruit toen Grote Jos ook achter de bar kwam.
Hij
schonk niet teveel aandacht aan haar. Hij zocht een glas dat nog heel was en
opende de koelkast. Zijn hand ging al naar de doos sojamelk toen hij werd
weggeduwd door een vreemd prikkend ding.
De
dienster had de namaakhertenkop van de muur gehaald en gebruikte die als een
buffer tussen haarzelf en de vermeende aanvaller. Als ze hem maar terug aan de
andere kant van de toog kon krijgen... Hij greep het plastic gewei en begon
terug te duwen.
Ze
struikelde, viel recht in de glasscherven. Jos kreeg niet eens de tijd zich te
verontschuldigen, ze schopte zijn benen onder hem vandaan, zodat hij zelf ook
op het glas terecht kwam.
Onder
het klapdeurtje dat de toog met de muur verbond lagen een paar servetten, die
iemand in alle verwarring van de bar gestoten moest hebben. Hij reikte ernaar,
want hij wilde er het bloeden van zijn handen mee stelpen.
Hij
trok een wit doekje naar zich toe en liet meteen los. Het stukje dat achter het
hoekje had gelegen was de voedingsbodem voor een vlam.
Iemand
merkte het tegelijk met hem op. "Brand!", werd er geroepen. De kreet
werd meteen overgenomen door verschillende stemmen. "Brand!"
Er
waren tijdens al die gevechten verschillende kaarsen van de tafels gestoten, of
meteen met tafel en al op de grond gevallen. De meeste waren gedoofd, maar
sommigen hadden over het uitgelopen, gesmolten kaarsvet een pad gevonden naar
een houten stoel, een rugzak of iemands jas. Terwijl iedereen zo bezig was
klappen uit te delen of ze zelf te incasseren - meestal allebei - hadden al
deze kleine vuurtjes zich kunnen aaneensluiten tot een paar grotere.
De
klanten renden meteen naar buiten. Er ontstond een enorme opstopping bij de
deur en het aantal blauwe plekken werd verdubbeld. Sommigen probeerden de
brandjes te blussen, maar ze waren al met te veel en te groot. Voor elke vlam
die gedoofd kon worden, kwamen er twee nieuwe bij.
Later,
toen iedereen buiten stond en de brandweer de laatste resten van het café
probeerde te redden, kwam Kleine Sam bij Grote Jos staan. Ze zagen er alle twee
verschrikkelijk uit.
"Sorry
van je sojamelk.", zei hij.
"Sorry
van je vriendin.", zei Grote Jos.
Ze
keken allebei naar de dienster, die in de armen van een brandweerman lag om hem
te bedanken voor het redden van haar leven. Ook al had ze al veilig buiten
gestaan toen hij aankwam.
Kleine
Sam wendde zijn blik af. "Ik zal je een nieuwe sojamelk trakteren."
Hij duwde zijn vriend de menigte ramptoeristen uit, voor de eigenares van het
café zich weer zou herinneren wie er verantwoordelijk was. "Deze keer
eentje met schuim."
maandag 4 mei 2015
Schuim (deel 2)
Grote
Jos voelde warm bloed uit zijn neus lopen. Woedend pakte hij de arm van zijn
vriend en trok hem over tafel. Met z'n tweeën belandden ze op de grond,
worstelend, roepend en stoelen omgooiend.
Verscheidene
klanten sprongen op van hun plaatsen. Ze twijfelden of ze van dichtbij zouden
kijken of toch maar veilig uit de buurt blijven. Een jongen dronk snel de
glazen van een naburige tafel leeg en griste er ook een chipszakje weg.
Het
dienstmeisje liep naar de toog en haalde er een dikke knuppel vanachter
tevoorschijn. "Ik zou graag een nieuwe bestelling opnemen," zei
iemand vriendelijk tegen haar.
Door
haar gestresseerde toestand deed de onverwachte stem haar verschrikkelijk
schrikken. Vlak voor zich zag ze een woest gezicht vol tatoeages en piercings.
Ze gilde en zwaaide met de knuppel.
De
man bukte en ze zwaaide door. Met een rinkelend geluid braken een heleboel
flessen en glazen in stukken vaneen. Ze trok snel het wapen terug en stootte
daarbij alleen nog maar meer glaswerk van de planken.
"Hela,
hela!", klonk het moeiteloos boven al het lawaai uit. "Wat is me dat
hier?"
De
oude barkeeper kwam net uit de toiletruimte. Ze mocht dan wel klein en oud
zijn, met haar handen in haar zij en die boze blik op haar gezicht leek ze
opeens iemand om voor op te passen. Meteen was het stil in het café. Het
dienstertje liet voorzichtig de knuppel zakken en probeerde eruit te zien alsof
al die glasscherven aan haar voeten normaal waren. Jos en Sam stopten met
vechten. Ze zaten allebei onder de bulten en de blauwe plekken. Hun kleren
waren gescheurd en het was niet duidelijk welke bloedvlekken van wie waren.
"Wel?",
vroeg de barkeeper toen iedereen bleef zwijgen.
Sam
en Jos krabbelden overeind.
"Er
was een gevecht, mevrouw." antwoordde een van de klanten.
Ze
trok haar wenkbrauwen op en keek naar haar personeelslid, naar de ravage achter
de bar en de knuppel in haar hand. "En daarom sla je alles kapot?"
"Ze
waren om mij aan het vechten.", verklaarde de dienster, alsof iedereen
daarom kasten vol flessen zou beginnen kapotslaan.
"Ik
was niet om jou aan het vechten!", riep grote Jos uit. "Ik wil gewoon
schuim op mijn sojamelk!"
Kleine
Sam pakte het schuimloze glas en goot de inhoud leeg over het hoofd van zijn
vriend. "Hier heb je je sojamelk."
Jos
kneep zijn ogen dicht en probeerde de nattigheid van zich af te vegen.
Ondertussen vloog de getatoeëerde man Sam aan. "Je moost niet met
sojamelk!", brulde hij. De tafel bezweek onder de twee mannen die
erbovenop belandden en het glas bier van Sam kletterde in scherven op de grond.
Sam
kon alleen maar zijn armen beschermend over zijn hoofd slaan terwijl de
spierbundel hem in elkaar sloeg. De oude vrouw beende met grote passen op het
dienstertje af en pakte de knuppel uit haar handen. Het glas rinkelde onder
haar schoenen. "Er wordt niet gevochten in mijn zaak!", beval ze
tevergeefs.
Een
aantal klanten besloten dat dit het geknipte moment was om die zaak te
verlaten. De koude luchtstroom van de deur deed de getatoeëerde man even
opkijken uit zijn razernij. Op dat moment raakte de knuppel hem vol op het
achterhoofd. Met zijn hand op de pijnlijke bult keek hij om. Hij kon nog net
bukken voor de tweede slag. Een klant die het gevecht van dichtbij was komen
bekijken ving de klap op. Ze zonk jankend op haar knieën en haar vriend keerde
zich meteen woedend naar de barkeeper, waarop iemand anders hem weer probeerde
tegen te houden.
Binnen
de kortste keren waren alle aanwezigen in het gevecht betrokken. Het was
klappen uitdelen of er krijgen, en de meeste mensen probeerden aan de
uitdelen-kant terecht te komen.
vrijdag 1 mei 2015
Schuim (deel 1)
Een
klein beetje schuim, dat was toch niet teveel gevraagd?
Grote
Jos hief het glas op en tuurde door één oog naar de vloeistofrand. Als hij goed
keek kon hij wel degelijk schuim zien... een halve meter verder, op het bier
van Kleine Sam.
Met
een klap zette hij het glas op de tafel. Niemand keek zelfs maar zijn kant op.
Hij tilde het opnieuw op en zette het harder neer. Een deel van het drinken
vloog over de rand en maakte zijn hand nat. Deze keer deed het geluid wel
iemand reageren.
"Rustig,
Jos.", zei Sam afwezig. "Ik moet je toch niet elke minuut van de dag
aandacht schenken? Zoek dan zelf ook een beetje gezelschap."
Kleine
Sam richtte zich terug op het dienstertje dat half bij hem op schoot zat. Ze
duwde de tafel helemaal opzij. Grote Jos, die aan de andere kant zat, had al
een keer zijn stoel naar achter moeten schuiven.
"Ik
wil geen gezelschap.", snauwde Jos, "Ik wil gewoon mijn
bestelling."
Ze
hoorden hem niet, of wilden hem niet horen. Jos keek om zich heen. Was er
nergens een andere dienster om zijn beklag bij te doen?
Het
was geen al te groot café. Verspreid over eenvoudige houten tafels en stoelen
zaten een aantal klanten te keuvelen in kleine groepjes. Een langwerpige kaars
sierde elke tafel. Op de muren waren bostaferelen geschilderd en boven de bar,
tussen rekken vol glazen en flessen, hing het hoofd van een hert. Een van de
geweitakken was afgebroken en eronder was het witte plastic zichtbaar, maar
voor de helft van de klanten die aan de andere kant zaten, zag het er nog
steeds uit alsof het echt kon zijn en dus bleef het hangen.
Het
was een rustige dag. Sam zijn nieuwe vriendin was de enige die de tafels
bediende, en de oude vrouw achter de bar was nergens te bekennen. Hij draaide
zich snel terug naar voren toen hij een woedende blik kreeg van een gespierde
man vol tatoeages en met drie piercings door één neusgat.
Jos
legde zijn grote hand op de schouder van de dienster. "Excuseer",
begon hij.
Voor
hij verder kon gaan, sloeg Kleine Sam zijn hand weg. "Niet mijn gezelschap," zei hij dreigend,
"zoek maar iemand anders."
Eindelijk
keek het meisje Jos aan. Dat zou niet lang duren, wist hij. "Ik wil haar
niet afpakken.", verzekerde hij Sam. "Ik wil schuim op mijn
drinken." Dat herhaalde hij, luider en tegen het dienstertje: "Ik wil
schuim op mijn drinken!"
Ze
keek fronsend naar zijn glas. Ondanks haar vertwijfeling, maakte ze toch
aanstalten om op te staan. Kleine Sam sloeg meteen zijn arm om haar middel.
"Wat een onzin.", snoof hij tegen zijn vriend. "Je kan het
gewoon niet hebben dat ik eens iemand tegenkom."
"Jij
komt voortdurend iemand tegen.", antwoordde Jos geïrriteerd. "Je zit
al de hele tijd al haar aandacht op te souperen. Laat haar haar werk eens doen
en mij een goede bestelling brengen."
"Zie
je wel!", riep Kleine Sam triomfantelijk uit. "Je wil haar voor
jezelf!"
"Ik
wil haar niet, ik wil schuim."
"Maak
dat de kat wijs, Jos. Op sojamelk zit geen schuim."
Daar
was het weer, dat schampere lachje. Sam lachte hem altijd uit met zijn keuzes:
hij vond zijn kledij belachelijk, hij vond zijn huis belachelijk en hij vond
sojamelk belachelijk. "Op deze niet, nee. Op echte goede sojamelk zit wel
schuim en dat is wat ik besteld heb!" Hij trok Sams arm opzij, zodat het
meisje terug vrij was om de klanten te bedienen. Dat viel niet in goede aarde.
Sam
stond zo snel op dat zijn stoel omver viel en de dienster maar net haar
evenwicht kon bewaren. Hij boog over de tafel en sloeg Jos met zijn vuist recht
in het gezicht.
donderdag 23 april 2015
Eenhoorns zijn nooit content (deel 3)
Claude
volgde de voortgang van de maan. Tot op het laatste moment bleef hij stilletjes
hopen dat er plotseling een fee tevoorschijn zou komen, die zich dan zou
verontschuldigen dat ze zo laat was. Of dat er misschien opeens een straal
maanlicht recht naar hem zou schijnen om zijn hoorn weg te nemen. Of dat een
mysterieuze stem uit de berg zou opklinken, om hem te vragen wat zijn diepste
wens was.
Maar
er gebeurde helemaal niets.
Nog
lang nadat de maan onder was gegaan, bleef Claude op de berg liggen. De zon
begon aan haar intrede. De vogels die hun gezang inzetten in het Doemsterwoud
klonken niet zo lieflijk als elders op de wereld. Hier waren ze schel en vals,
en verrassend vaak klonken hun tonen meer als kwaadaardig gelach dan als een
lied.
Claude
verhief zich tenslotte terug op zijn vier benen. Hij slofte naar beneden.
De
boomgrens was duidelijk merkbaar. Van het ene moment op het andere verdween het
zonlicht en weerklonken de griezelige geluiden van het woud weer op volledig
volume. Claude lette er niet op. Hij sjokte met zijn hoofd naar beneden voort,
sloeg geen acht op het beestje dat op zijn rug sprong en zijn klauwen in hem
zette. Het was maar een pesteekhoorn, die terug wegsprong toen hij zo weinig
respons kreeg.
Het
spinnenweb waar hij vervolgens in belandde, was niet zo vriendelijk om uit
zichzelf terug te vertrekken. Claude liet zich dan maar gewoon hangen en
wachtte op het onvermijdelijke. Van alle manieren om in het Doemsterwoud te
sterven, was opgegeten worden door een spin nog niet de slechtste, dacht hij.
Maar
toen hij het beest zelf aan zag komen, flakkerde een stukje van zijn
overlevingsinstinct toch terug op. Hij worstelde en raakte zo alleen nog maar
meer verstrikt in de draden. De mondscharen van de spin leken steeds groter te
worden, naarmate ze dichterbij kwamen.
Toen
herinnerde hij zich dat hij een vlijmscherpe hoorn had. Hij lachte zichzelf in
gedachten even uit omdat hij dat in al zijn paniek vergeten was. Met zijn hoofd
zwaaide hij naar de draden die hem gevangen hielden.
Er
gebeurde niets. De draden bleven waar ze waren, ongeschonden en plakkerig.
Terwijl
de spin haar prooi met rasse schreden naderde, besefte Claude één ding.
Hij
was een paard geworden.
Nog
nooit was een paard zo gelukkig gestorven.
dinsdag 21 april 2015
Eenhoorns zijn nooit content (deel 2)
Zo
meteen zou de maan ondergaan. Zijn laatste hoop zou voor eeuwig vervlogen zijn.
Bovendien
zou hij nog terug moeten door het woud. Alle verschrikkingen opnieuw trotseren.
Moedeloos
liet hij zich voor zijn benen zakken. Met zijn buik en zijn neus op de grond
lag hij daar. Voor het eerst in zijn leven rolde er een traan uit zijn oog. De
druppel verkleurde de vacht waar hij overheen gleed, zodat er een zwarte lijn
van zijn ooghoek tot de onderkant van zijn kaak ontstond. Even bleef het
bolletje water op de grond liggen, maar toen zakte het door de klei naar
beneden, verdween uit het zicht.
Hij
hoorde een geluid achter zich. Het klonk als het sloffen van een boerenpaard.
Het kwam dichterbij.
Langzaam
hief hij zijn hoofd een stukje, zodat hij het kon draaien. Daar, achter hem,
kwam het mooiste wezen dat hij ooit had gezien zijn kant op. Ze had een
glanzende zilvergrijze vacht, nog veel mooier dan de zijne, die alleen werd
onderbroken door een lelijke, bloedende jaap in haar zij. Zelfs nu ze een
sloffende, vermoeide tred had, was te zien hoe sierlijk en gracieus ze normaal
liep. Haar hoofd was prachtig en haar hoorn was lang, gedraaid en simpelweg
perfect.
Ze
kwam het laatste stukje de berg op. Elke stap kostte haar duidelijk meer moeite
dan de vorige. Tenslotte liet ze zich naast hem neervallen. Haar hoofd lag op
de grond, haar ogen vielen toe.
Claude
hief zijn hoofd nu juist hoger op. Hoe kon het dat hij nog nooit van haar
gehoord had? Een andere eenhoorn, die nog veel mooier en geweldiger was dan
hij? Waarom gunde ze hem nu zelfs geen blik waardig? Ja, natuurlijk, ze was
moe, maar ze zou toch op z'n minst even hallo hebben kunnen zeggen? Hij was
hier immers de enige. Voor zover zij wist, kon dit wel eens zijn berg zijn.
"Hallo.",
hinnikte hij.
Ze
deed langzaam één oog open, het oog aan zijn kant, en staarde hem aan.
Tenslotte haalde ze diep adem, je kon werkelijk haar borstkas omhoog zien gaan,
en antwoordde in een zucht: "Hallo."
Haar
oog dreigde alweer terug dicht te vallen, dus Claude deed zijn best om snel het
gesprek voort te zetten: "Mijn naam is Claude."
"Claudine."
Ze sloot alsnog haar ooglid.
Een
hele tijd lagen ze zwijgend naast elkaar. De maan zakte steeds dichter naar de
horizon toe. Van tussen de bomen beneden hen klonken allerlei angstaanjagende
geluiden. Claude besefte dat hij nu wel nooit een paard zou worden. Zijn droom
voor altijd vervlogen.
Plotseling
stond Claudine op. Ze was blijkbaar uitgerust. "Claude," sprak ze.
Zijn naam uit haar mond was een echte streling voor het oor. Hij keek meteen
op. "ga je met me mee naar beneden? Het Doemsterwoud kan men maar beter
niet alleen doorsteken."
Dit
was het beste aanbod dat hij nog zou krijgen. Eigenlijk de enige manier om hier
ooit nog levend uit te komen, nadat hij al zo vermoeid en verzwakt was van de
eerste tocht. Toch bleef hij liggen. "Ga jij maar, Claudine. Ik ga nog
even wachten."
"Waarop
ga je wachten?"
"Ik
heb gehoord dat op deze berg, in het midden van het Doemsterwoud, je de kans
krijgt om je diepste wens in vervulling te zien gaan. Zolang de volle maan op
is."
Claudine
keek naar de maan. Die hing nu vervaarlijk dicht boven de boomtoppen.
"Dat
gaat toch niet meer gebeuren.", was haar oordeel. "Ik heb dat ook
gehoord. Wel, het is duidelijk een leugen."
"Ga
jij maar.", herhaalde Claude. "Ik moet het tot het einde proberen."
"Wat
is je diepste wens, dat je er zo veel hoop insteekt?"
"Ik
wil een paard worden." Claude legde zijn kin terug op de grond. "Ik
wil een paard zijn." Hij verwachtte dat ze hem zou uitlachen, of dat ze
zou vragen waarom. Niemand begreep zijn wens.
Maar
ze zweeg alleen een paar tellen. Toen zei ze, zo stil dat Claude niet helemaal
zeker was dat hij het juist had gehoord: "Ik ook."
Hij
keek verrast op, maar ze had haar hoofd al van hem afgekeerd. Ze wandelde
langzaam de berg terug af, begaf zich terug in de gevaren van het Doemsterwoud.
zondag 19 april 2015
Eenhoorns zijn nooit content (deel 1)
Op
de berg in het midden van het woud stond een majestueus silhouet afgetekend.
Zijn hoofd opgeheven naar de hemel, de ogen gesloten. De zilveren vacht
glinsterde in het maanlicht. De manen en de staart wapperden in de wind.
Claude
was een prachtige eenhoorn. Zijn schoonheid werd bezongen in liederen doorheen
het hele land. Zijn elegantie werd benijd door eenieder die zich al eens
voortbewoog. Werkelijk ieder levend wezen dat ooit al van hem had gehoord, was
jaloers op hem.
Zijn
lange, scherpe hoorn schrok alle mogelijke aanvallers af. Zelfs van ziekte had
hij niets te vrezen, want de hoorn zuiverde automatisch elke stroom waarvan hij
wou drinken. En alsof dat nog niet genoeg was, kwamen dieren en mensen uit de
wijde omtrek naar hem toe met de wonderbaarlijkste dingen, die ze hem dan als
offer cadeau gaven.
Toch
was Claude ongelukkig.
Hij
vervloekte de hoorn die hem beschermde. Hij vervloekte zijn glanzende vacht,
die nooit vuil kon worden. Hij vervloekte het gemak waarmee hij door het leven
ging.
Veel
liever was hij een paard geweest.
Niet
zomaar een paard: een boerenpaard. Een stevig dier met stof in zijn vacht en
schouders die krom waren van de lasten die hij elke dag voort moest trekken.
Een dier dat dingen presteerde in zijn leven, een dier dat nuttig was.
Zonder
zo'n hoorn.
Maar
zelfs een wezen zo magisch als een eenhoorn kan zijn eigen aard niet
veranderen. Hij was door het hele land getrokken, van oost naar west en van
zuid naar noord. Door bossen en moerassen, zelfs brede rivieren was hij
overgezwommen. Maar nergens had hij een oplossing gevonden voor zijn probleem.
Alleen maar meer mensen hadden hem gezien en waren hem gaan vereren.
Deze
berg was werkelijk zijn laatste hoop. Een flauw gerucht, al jaren vervlogen en
alleen nog aanwezig in het mistige brein van een dementerende bejaarde, had hem
naar hier geleid. De man was aan het ijlen toen hij erover vertelde, maar
Claude was wanhopig genoeg om het voor waar aan te nemen.
Het
Doemsterwoud omringde hem aan alle kanten. Om erdoorheen te raken had hij meer
moeite moeten doen dan ooit eerder in zijn leven. Reusachtige spinnen hadden
zijn weg versperd met ijzersterke webben, waar zijn magische hoorn maar met
moeite doorheen was gekomen. De continue stemmen uit de schaduwen hadden zelfs
zijn kalme gemoed iets van vrees ingeboezemd. De misvormde wezens die uit de
boomtoppen naar hem loerden en plots verdwenen deden hem telkens weer
schrikken. Hij was zelfs verschillende keren verdwaald, terwijl hij toch bekend
stond om zijn onfeilbare richtingsgevoel. Een modderbank was veranderd in
ijskoud drijfzand toen hij er eenmaal met zijn vier hoeven in stond. Slechts
met zijn bovennatuurlijke gratie was hij erin geslaagd de paar stevigere
plekjes te vinden waar hij zijn hoeven kon neerzetten. En dan de voortdurende,
ijzige wind, die aan een stuk door blies en elk levend wezen het gevoel gaf dat
hij zich moest opkrullen op de grond om toch een beetje warm te blijven.
Het
was een wonder te noemen dat hij de kale berg in het midden van het woud levend
had bereikt. Hij dacht nog steeds met huivering terug aan de zwerm muggen, elk
zo groot als een paardenhoofd, die op hem waren neergestreken en niet meer
wilden lossen. In paniek was hij het bos door gegaloppeerd, terwijl ze langzaam
maar zeker al het bloed uit zijn lichaam zogen. Dit duurde tot hij recht in een
reuzenspinnenweb was gelopen. Zijn aanvallers waren gevlucht voor de
insecteneter en zelf had hij zijn hoorn moeten verwringen om zich te bevrijden.
Zijn hoofdhuid schrijnde er nog van.
Nu
stond hij over het woud uit te kijken. De vrieswind deed een ijslaag ontstaan
op zijn anders zo glanzende vacht. De maan was vol, precies zoals het gerucht
vereiste. Toch was er nergens hoop op verlossing te bespeuren. Er kwam geen
wonder. Hier was niets om zijn diepste wens te vervullen.
Over blogs
Er
zijn plaatsen op het internet, zoals deze prachtige site, waar iemand zomaar
zijn eigen pagina kan starten. Een blog, noemt men dat.
Blogs
beginnen als kleine, veelal schattige wezentjes. Ze slurpen een bericht van hun
maker op en kwispelen enthousiast om meer aandacht. En die krijgen ze, meestal.
Nog een post, en misschien nog een. Ze groeien en worden sterker en blaffen
luidruchtig.
Als
je ze maar genoeg voert, worden het vraatzuchtige monsters. Voor je het weet,
moet je ermee naar een diëtist of toch tenminste naar een blogfluisteraar om
hun steeds stoutmoedigere gedrag onder controle te krijgen. Je wilt niet dat ze
het bureaublad onderplassen of je e-mailprovider tot vijf sites verder
achtervolgen.
Natuurlijk
zijn er ook de zieligere gevallen. De blogs die na een tijdje geen aandacht
meer krijgen. Het schattige is eraf en ze worden vastgebonden aan een stevige link
terwijl het baasje op vakantie gaat. Ach, niet al het onrecht kan bestreden
worden.
Er
zijn vele rassen. Dit exemplaar leeft van verhalen, liefst volledig uit de duim
gezogen. Gelukkig eet hij niet de duimen zelf, of dat heeft het asiel me toch
verzekerd. Hij verteert geen vingers, alleen fictie.
Voor
de zekerheid heb ik stevige handschoenen aan terwijl ik de voerbak vul met de
historie van een ongelukkige eenhoorn.
Abonneren op:
Posts (Atom)